In Iran buigt een commissie van religieuze hoeders zich regelmatig over de vraag welke kandidaten voor het presidentschap ‘goed’ zijn en welke er behoren tot het gezelschap van ‘criminele elementen’: personen die niet voldoen aan wat men noemt ‘de religieuze norm’. Zij beroepen zich daarbij op het volgende artikel in de Iraanse grondwet:
Article 115:The President must be elected from among religious and political personalities possessing the following qualifications: Iranian origin; Iranian nationality; administrative capacity and resourcefulness; a good past-record; trustworthiness and piety; convinced belief in the fundamental principles of the Islamic Republic of Iran and the official religion of the country.
Dat kandidaten voldoende capaciteiten dienen te bezitten, dat ze betrouwbaar moeten zijn en een binding met de staat moeten hebben zijn voorwaarden waar geen mens bezwaar tegen zal kunnen hebben, maar
wat je jezelf wel kunt afvragen is of je van kandidaten mag eisen dat ze ‘vroom’ zijn en geloven in ‘de officiële religie van de staat’, vooral ook daarom, omdat de Iraanse grondwet heel duidelijk stelt dat alle mensen die een ‘monotheïstisch godsbeeld’ aanhangen (joden, christen, zoroastrianen en ‘moslims’) gelijke rechten bezitten, een standpunt dat veraf staat van het streng-fundamentalistische principe van de Saoedische Salafisten die in elke religie die weigert de Koran ‘heilig’ of ‘goddelijk’ te noemen een vorm van duivelse afgodendienst zien. Lees meer over dit bericht