Eer de gebrekkige mens Mohammed

In Iran buigt een commissie van religieuze hoeders zich regelmatig over de vraag welke kandidaten voor het presidentschap ‘goed’ zijn en welke er behoren tot het gezelschap van ‘criminele elementen’: personen die niet voldoen aan wat men noemt ‘de religieuze norm’. Zij beroepen zich daarbij op het volgende artikel in de Iraanse grondwet:

Article 115:The President must be elected from among religious and political personalities possessing the following qualifications: Iranian origin; Iranian nationality; administrative capacity and resourcefulness; a good past-record; trustworthiness and piety; convinced belief in the fundamental principles of the Islamic Republic of Iran and the official religion of the country.

Dat kandidaten voldoende capaciteiten dienen te bezitten, dat ze betrouwbaar moeten zijn en een binding met de staat moeten hebben zijn voorwaarden waar geen mens bezwaar tegen zal kunnen hebben, maar
wat je jezelf wel kunt afvragen is of je van kandidaten mag eisen dat ze ‘vroom’ zijn en geloven in ‘de officiële religie van de staat’, vooral ook daarom, omdat de Iraanse grondwet heel duidelijk stelt  dat alle mensen die een ‘monotheïstisch godsbeeld’ aanhangen (joden, christen, zoroastrianen en ‘moslims’) gelijke rechten bezitten, een standpunt dat veraf staat van het streng-fundamentalistische principe van de Saoedische Salafisten die in elke religie die  weigert de Koran ‘heilig’ of ‘goddelijk’ te noemen een vorm van duivelse afgodendienst zien.

Wanneer ik in Iran zou wonen, dan zou ik als anarchist (iemand die  zinloze, aan geen enkele vorm van rationele logica gebonden regelgeving afwijst) mezelf manifesteren als Zoroastriaan: een verdediger van het optimistisch-liberale rechtvaardigheidsdenken, dat de bakermat is van wat religieuze mensen het ‘joods-christelijke’ (Islamitische) denken noemen.

De raad van hoeders in Iran echter kan in dat rechtvaardigheidsdenken geen morele goedheid ontdekken. Het Zoroastrisme wordt waarschijnlijk alleen maar getolereerd, omdat het deel uitmaakt van de Perzische beschaving, die tot de komst van de profeet Mohammed nu eenmaal NIET Islamitisch was, en ja, je kunt als redelijk mens moeilijk zeggen dat de wereld in de 7e eeuw na Christus ontstaan is.
Dat kun je doen natuurlijk, jezelf grote zwarte oogkleppen voorbinden, maar daarmee laat je wel zien dat je een vijand bent van de rede en de logica, zaken die binnen de visionaire strijderswereld van de profeet Mohammed een ondergeschikte rol spelen, maar die in de praktijk van het moderne alledaagse leven als onontbeerlijk moeten worden beschouwd. Wie alleen vechtersbazen die visioenen hebben gehad op de troon plaatst zal al snel in de duistere wereld van het meest obscure barbarisme aanbelanden.

Rechtvaardigheidsdenken heeft weinig te maken met visioenen (die kenmerkend zijn voor de mystieke levensperiode van de profeet Mohammed) en op verovering gerichte vechtpartijen (die de politieke, antimystieke levensperiode van de profeet bepalen).
Je zou het zo kunnen stellen: wie is een betere politicus, een Islamiet die onrechtvaardig is, omdat hij weigert de rechten van andersdenkenden te respecteren, of niet niet-islamiet die vanuit principes van vrijheidsliefde en rechtvaardigheid het geluk van alle mensen nastreeft, ook van diegenen die er een ander geloof op na houden.

De Iraanse grondwet negeert dat probleem, ontkent met haar keuze voor de vergoddelijking van ‘de staatsreligie’ de universaliteit van het rechtvaardigheidsdenken (dat nooit partijgebonden kan en mag zijn) en kiest voor een niet-redelijke, schizofrene constructie, die juist omdat zij onlogisch is als oneerlijk en onrechtvaardig dient te worden aangemerkt, een constructie die in strijd is met het geloof in de terugkeer van een ‘rechtvaardige Mahdi (lees: verlosser)’, een beeld dat niet is ontleend aan de Koran (een geschrift dat vage, niet-rationele mystiek aan een keiharde strijdersmentaliteit koppelt)  maar aan het oude Perzisch-Zoroastriaanse rechtvaardigheidsdenken.

Kenmerk van op vrijheid gebaseerde rechtvaardigheid is dat beoefenaar ervan in staat is ‘goddelijk’ te zijn, dat wil zeggen: universeel,  ‘er voor alle mensen zijn’, bereid dus om zich boven de partijen te plaatsen, dus ook boven een raad die de eigen opvattingen over wat wel en niet ‘de officiële religie’ is tot bindende regel uitroept.

Wie het woordje ‘goddelijk’ koppelt aan de eigen groep, roept onmiddellijk een ‘antigod’ in het leven, de wereld van de niet-goddelijke anderen, die geschapen zijn door ‘de duivel’, een entiteit die, juist omdat de niet-goddelijken talrijker zijn, machtiger is dan de eigen ‘god’.
Demoniseren van de ander haalt de goddelijkheid van je eigen god omlaag. Dat is de reden waarom mystieke denkers altijd stellen dat God ‘ALLES’ is. Daarmee maak je het blindelings demoniseren van de ander onmogelijk en geef je alle mensen gelijke kansen zichzelf te ontwikkelen en te ontplooien.

Zodra je van een rechtvaardig mens (dus ook een Messias of Mahdi) gaat eisen dat hij de bevelen van een ideologisch gekleurd partij-apparaat opvolgt plaats je jezelf in de positie van de raad van hogepriesters die volgens het evangelieverhaal JEZUS  uitleverden aan de Romeinen, die hem uit opportunistische overwegingen ter dood brachten, onder het motto:  ‘Beter een eerlijke, ongevaarlijke man doden dan op principiële wijze ruzie zoeken met een onrechtvaardige, agressieve volksmassa’.

Overheden zijn altijd geneigd de hysterische massa boven de intelligente eenling te plaatsen.
De massa is een soort beest waarmee men een haat-liefde-verhouding onderhoudt. Men moet de massa aan zich binden, maar tegelijkertijd ervoor zorgen dat de beestachtigheid die er altijd in schuil gaat niet naar de oppervlakte komt. Het verhaal van Jezus & de Hogepriester blijft daarom altijd actueel.
Jezus is de onaangepaste eenling (geschoold in het Egyptische wijsheidsdenken: denk aan zijn vlucht naar Egypte..) die recht koppelt aan algemeen geldende (‘goddelijke’) principes, terwijl de Hogepriester recht koppelt aan de kleinmenselijke wetten van de aangepaste elite: de club van groepjes en partijen die zichzelf via een stuitend proces van geestelijke inteelt in stand houdt: alleen als je een opportunistische hielenlikker bent mag je een ‘heilige’ zijn.

Hogepriesters zijn altijd ‘heilig’ en ze  zien zichzelf altijd als de vertegenwoordiger van wat ‘officieel’ pretendeert te zijn. Daarom is vroomheid bedrog en kun je beter kiezen voor een wat minder heilige wereld waarin er niet zoiets bestaat als ‘officiële religie’, omdat je op die manier voorkomt dat een rechtvaardige Mahdi – net als Jezus in het verhaal ‘De Grootinquisiteur’ van Dostojewski – wordt verketterd door mensen die zichzelf ‘Zijn aanhangers’ noemen.

De Paus van Rome zal nooit in een gewoon mens een Jezusfiguur kunnen zien. Hij heeft van de Jezus die zichzelf ‘Mensenzoon’ noemde een ‘Godenzoon’ gemaakt.
Daarmee maakt hij van zichzelf een tragische figuur, een Roomse hogepriester die zonder enig pardon de ketter die aanspraak maakt op ‘jezusdom’ (humanisme dat de Mens centraal stelt)  naar de beulen verwijst, omdat het in zijn ogen niet verantwoord is ter wille van een niet heilige zonderling het bestaansrecht van een eeuwenoud instituut ter discussie te stellen (hetzelfde argument dat de Joodse Raad van Hoeders en de Romeinse machthebbers 2000 jaar geleden hanteerden..).

De filosofisch geschoolde (ex)president van Iran, Muhammed Khatami, kent het verhaal van de Grootinquisiteur, maar hij heeft als politieke hervormer nooit de moed kunnen opbrengen de persoon van de Grootinquisiteur die in de teruggekeerde mens Jezus een vijand van het religieuze establishment ziet,  gelijk te stellen aan de Leider van de Raad van hoeders in Iran.
Dat is wat ik bedoel met de term ‘schizofrenie’. Wie eerlijk wil zijn moet het schizofrene denken afwijzen, maar omdat de schizofrenie grondwettelijk is vastgelegd, kunnen eerlijke mensen zich niet vrij ontplooien en kun je alleen maar president worden wanneer je voor het aangepaste (officiële) ‘gek zijn’ kiest.

Een rechtvaardige Mahdi zal in Iran geen kansen krijgen (zoals ‘Jezus’ in het zogenaamd vrije Westen nooit enige kansen zal krijgen), omdat een rechtvaardig mens niet zoiets kent als ‘de officiële religie’ die het eigendom is van ‘de machtige elite’.
Wie rechtvaardig is schaft onmiddellijk ‘de officiële religie’ af en geeft mensen het recht op hun eigen wijze religieus te zijn, met andere woorden: religie is pas dan rechtvaardig wanneer niemand het recht gegeven wordt een ander op geestelijk-religieus gebied zijn wil op te leggen.

Het is onzinnig om als moslim ‘God’ te koppelen aan begrippen als ‘vroom’ en ‘officieel’, omdat de profeet Mohammed noch vroom, noch aanhanger van ‘een officiële religie’ was.
Mohammed was een ongeletterde rebel: hij wees de officiële religie af (de Maan-cultus in Mekka) en hij ontwierp samen met een onzichtbare bondgenoot (de engel Gabriel, die niet tot een vrome priesterklasse behoorde) een nieuw religieus wereldbeeld, waarvan de bedoeling was dat ze aan zoveel mogelijk mensen een spiritueel-religieus onderdak zou kunnen bieden.
De intentie was  niet het ‘buitensluiten van andere mensen’, maar mensen (elkaar bestrijdende stammen) ‘opnemen binnen een ruimer, overkoepelend geheel’.

De mysticus Mohammed en de politicus Mohammed zijn in feite twee verschillende persoonlijkheden die door latere schrijvers (en herschrijvers) van de Koran tot een geheel zijn samengesmeed. Die daad was geen goddelijke daad maar een doodgewone mensendaad. Zodat je kunt stellen dat het vergoddelijken van de Koran, het tot Gods woord uitroepen van politieke teksten die in dienst stonden van een politieke veroveringsstrijd die niet werd uitgevochten in de grotten waarin de profeet mystieke ervaringen beleefde, een daad van blasfemie moet worden genoemd.
God, die volgens de mystieke uitspraken in de Koran aan niets kleinmenselijks gelijkgesteld mag worden, wordt gereduceerd tot een wraakzuchtige, agressieve meedogenloze vechtersbaas die zichzelf ziet als een beul die alles wat in zijn ogen slecht is vernietigen moet.

De raad van hoeders in Iran mag een kritische, logisch denkende en handelende  presidentskandidaat die de mysticus en visionair boven de bestraffende vechtersbaas plaatst niet ‘goed’ noemen.  Hetgeen betekent dat de Islamitische Republiek Iran geen ‘God dienende’ republiek is – zoals zoveel religieuze staten het tegendeel zijn van ‘godsdienstig’, omdat ze allemaal de aan seculier machtsdenken gekoppelde mensenbegrippen ‘vroomheid’ en ‘officieel’ boven het religieuze (dus mystiek-anarchistische) begrip ‘God’ plaatsen, een God waarvan wordt gezegd in het niet-militaristische deel van de Koran dat hij aan zichzelf genoeg heeft.

Als je een kenmerk toe wilt kennen aan zo een ‘God’ die de religieuze bedenksels van anderen niet nodig heeft dan is het wel het verruimende woordje ‘mysterie’, d.w.z: Alles is mogelijk.
Met andere woorden: wie het mysterie ontkent en het vervangt door verkleinend machtsdenken dat via ambtelijke woordjes als ‘vroom’ en ‘officieel’ ontmenselijkt  dient te worden, die is in feite een oplichter, iemand die niet weet wat eerlijk en rechtvaardig is.

Mysterie (mystiek) kan alleen daar bestaan waar geestelijke vrijheid heerst. En juist daarom is het zo belangrijk om te streven naar ontpolitisering van God, omdat een dergelijke depolitiseringsproces gewone mensen in staat stelt ‘goddelijk’ te zijn, samen met een aan geen enkele partij gebonden God, een ‘God die aan zichzelf genoeg heeft’, en dus niet ingelijfd mag worden in welke kleinmenselijke organisatie dan ook .

Echte religie is de vijand van het orthodoxe (gehoorzaamheid eisende) priesterdenken, tenzij die priesters zich willen ontworstelen aan het beperkende vroomheidsdenken:  de schijnheiligheid overwinnen dus, om ‘mens’ te worden.
In feite is dat de kern van het eeuwenoude conflict tussen het als ketters ervaren evangelisch-anarchistische  denken (dat menswording is) en het theocratische (officiëel-religieuze, lees: theologische) denken (dat altijd tot schizofrene zelfontkenning leidt).

Theologisch denken is mensen een dwingend keurslijf opdringen, terwijl humanistisch denken geestelijke vrijheid vooronderstelt, een vrijheid die de individuele mens belangrijker maakt dan welke heilige stoel, heilige kerk en heilige leider dan ook.
Mensen belangrijk verklaren, zodat ze niet tot lijdend voorwerp van een gebruikscultuur kunnen worden gemaakt, zou je de opdracht van de werkelijke religieuze leider kunnen noemen.
Werkelijke religiositeit hecht geen waarde aan veroordelende vroomheid. Werkelijke religiositeit (zo valt af te leiden uit het evangelie) stelt dat God de vijand van de wraakzuchtige nepvroomheid is.
Wie God wil dienen maakt zichzelf onbelangrijk. Daar zou de Islamitische eredienst op gericht moeten zijn.
Dat is trouwens ook de opdracht die het christelijke evangelie de mensen meegeeft, omdat het evangelie een aanval  op  egoïstische schijnvroomheid is: de hypocrisie van mensen die luidruchtig biddend hun eigen heilige grootheid staan te bewijzen, terwijl de dierlijke, kleinmenselijke en uiterst egoïstische werkelijkheid die onder dat vrome uiterlijk verscholen gaat (‘God heeft van ons wraakzuchtige mensenjagers gemaakt!’) het volmaakte tegendeel van grootmoedige heiligheid  is…

Soera 112 – Zuiverheid van Geloof (Al-Ichlaas)
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.

 1. Zeg: “Allah is de Enige.
2. Allah is zichzelf-genoeg, Eeuwig.
3. Hij verwekte niet, noch werd Hij verwekt.
4. En niemand is Hem in enig opzicht gelijk.”

Niemand.
Dus ook niet de simpele gebrekkige mens Mohammed.

Over Wim Duzijn
Astroloog, Anarcho-Liberaal, Schrijver. Voor meer info daarover. Zie mijn website: www.wimduzijn.nl

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

%d bloggers liken dit: